Het ene Vlaanderen is het andere niet
Het graafschap Vlaanderen omstreeks 1302, bron: www.liebaart.org/2/vlaand_n.html |
11 juli werd door
de Vlaamse gemeenschap als feestdag gekozen omdat op 11 juli 1302 de
Guldensporenslag
plaatsvond. De slag op de Groeningekouter nabij Kortrijk, dankt zijn naam aan de
ruitersporen die de ridders er verloren in de strijd. Een heroïsche strijd
waarbij Vlaams voetvolk de zwaargewapende Franse ruiterij verslaat. De Vlaamse
underdog tegen de Franse overheerser – zo is althans het verhaal.
Zoals meestal is
de werkelijkheid iets minder eenduidig. We mogen ten eerste niet vergeten dat
het Vlaanderen van vandaag toen niet bestond. Wat in 1302 Vlaanderen heette, was
een Graafschap dat ruwweg samenviel met wat nu Oost- en West-Vlaanderen is, met
daarbij delen van het huidige Noord-Frankrijk en Zeeuws-Vlaanderen (in het huidige
Nederland). Het was ook niet heel Vlaanderen dat in opstand kwam: de schepenen
van Gent en Ieper hadden bijvoorbeeld opgeroepen om zich afzijdig te houden.
Ook Limburg hield
zich afzijdig: dat maakte in die tijd deel uit van het Duitse Rijk en had nikst
te maken met het conflict. Wie wel aan de kant van “de Vlamingen” meestreed was
Gui de Dampierre: de markgraaf van Namen (in het huidige Wallonië). Aan de
andere kant vochten dan weer niet alleen de legers van de Franse koning, maar
ook ridders uit het politiek verdeelde hertogdom Brabant (waar in die tijd niet
alleen Brussel en Leuven, maar ook Antwerpen, ’s-Hertogenbosch en Breda toe behoorden). In Namen
heeft men met andere woorden meer reden om 11 juli te vieren dan in Antwerpen.
Was de
Guldensporenslag een episode in een conflict tussen de Franse koning en zijn
Vlaamse leenman, of tussen de graaf en de steden, tussen het patriciaat en de
ambachten misschien, tussen de steden en het platteland? Daarover zijn de
meningen verdeeld – er zullen wel verschillende factoren meegespeeld hebben.
Feit is wel dat de veertiende eeuw in Europa woelig was, met veranderende
klassenverhoudingen en een stedelijke burgerij die een factor van belang begint
te worden. Met een taalstrijd had het in elk geval niks te maken: de opstandige
Vlaamse edelen waren zelf dikwijls Franstalig, de West-Vlaamse dialecten waren
onderling nog minder verstaanbaar dan nu (van een Algemeen Nederlands was al
helemaal geen sprake) en er vochten net zo goed soldaten uit het huidige
Wallonië aan Vlaamse kant als er soldaten uit het huidige Vlaanderen aan Franse
kant vochten.
De man die zijn volk leerde lezen
Portret van Henri Conscience, door Jean Portaels (1818-1895) |
Henri Conscience,
zoon van een in Antwerpen gelegerde Franse militair, begon zijn literaire
carrière als dichter – in het Frans. Zijn poëzie oogstte weinig succes, en op
aanraden van een vriend begon hij later in het Nederlands te schrijven. Midden
in de negentiende eeuw had het jonge België behoefte aan een nationale
geschiedenis, en Conscience had een gat in de markt gevonden. Met subsidies van
koning Leopold I schreef hij romans over de gloriemomenten uit onze vaderlandse
geschiedenis.
Zijn veruit meest
bekende roman is De Leeuw van Vlaenderen of de Slag der Gulden Sporen.
Het werd een bestseller, en Conscience kreeg de bijnaam “de man die zijn volk
leerde lezen”. Zijn Leeuw was geschreven
in een krom Nederlands vol Franse grammaticale constructies en verre van
historisch correct, maar wie neemt het hem kwalijk? Het Algemeen Nederlands
moest nog uitgevonden worden, en het was een roman – geen geschiedenisboek.
In zijn Geschiedenis van België
zou Conscience trouwens meer nauwgezetheid aan de dag leggen wanneer hij daar
dezelfde historische feiten behandelt. Al is het geschiedenisboek verre van
neutraal: het puilt uit van Belgische nationalistische gevoelens.
Merkwaardig
trouwens, dat deze schrijver gerecupereerd wordt door lieden die België net het
liefst nog zien barsten.
“Hij scheurt, vernielt, verplettert, bedekt met bloed en slijk”
Het handschrift met de tekst van De Vlaemsche Leeuw |
Dan is er nog “De
Vlaamse Leeuw”, het officiële volkslied van Vlaanderen. Voor het gemak en de
goede zeden worden de laatste strofen van dit volkslied tegenwoordig meestal weggelaten.
Werp er eens een blik op, en u zult merken waarom:
Het wraeksein is gegeven,
hij is hun tergen moe;
met vuer in ’t oog, met woede
springt hij den vijand toe.
Hij scheurt, vernielt, verplettert,
bedekt met bloed en slijk
en zegepralend grijnst hij
op ’s vijands trillend lijk.
Refrein: Zij zullen enz.
Wie het niet
gelooft, verwijzen we graag door naar het handschrift zelf.
Zulke nationale hymnen waar het bloed van afdruipt zijn trouwens geen
uitzondering in die periode. Denk maar aan de Marseillaise of de
oorspronkelijke tekst van de Brabançonne. (Overigens: Wikipedia
leert ons dat ook wat zijn gepunteerde marsritme betreft, De Vlaamse Leeuw meer aanleunt bij Marseillaise en Brabançonne dan
bij de toch meer statige, Germaanse volksliederen genre Wilhelmus, God Save The
Queen of Das Lied der Deutschen.)
Dit vrolijke
tekstje werd geschreven door toneelschrijver Hippoliet van Peene in juli 1847
en op muziek gezet door Karel Miry, toen Consciences Leeuw van Vlaenderen al negen jaar een bestseller was. Het lied was anti-Frankrijk en niet tegen België bedoeld, maar werd later
wel zo gebruikt door de Vlaamse beweging.
Hippoliet had
zijn tekst trouwens voor een flink deel afgekeken van een Duitse collega
Nikolaus Becker. Als we de eerste strofen van De Vlaamse Leeuw naast Beckers Rheinlied leggen, zijn de
gelijkenissen minstens opvallend te noemen:
Zij zullen hem niet temmen,
den fieren Vlaemschen Leeuw,
Al dreigen zij zijn vrijheid
met kluisters en geschreeuw.
Zij zullen hem niet temmen,
zoo lang een Vlaming leeft,
Zoo lang de Leeuw kan klauwen,
zoo lang hij tanden heeft.
|
Sie sollen ihn nicht haben
den freien deutschen Rhein,
ob sie wie gier’ge Raben
sich heiser danach schrei’n
So lang’ er ruhig wallend
sein grünes Kleid noch trägt
so lang’ ein Ruder schallend
In seine Woge schlägt
|
Even samenvatten.
Vandaag vieren de Vlamingen dat ze Vlaming zijn. Waarom? Omdat een dikke 700
jaar geleden Brugse ambachtslui samen met soldaten uit Namen vochten tegen de
Franse kroon, die gesteund werd door Brabantse ridders. De zoon van een Franse
militair die na een mislukte dichterscarrière in het Frans besloot om met
literatuur in te spelen op Belgische nationale gevoelens, schreef daar een
roman over. En de tekst van het lied dat symbool staat voor deze feestdag, is
half uit het Duits gejat.
Zo ‘Vlaams’ lijkt die Vlaamse feestdag mij toch niet.
Zo ‘Vlaams’ lijkt die Vlaamse feestdag mij toch niet.