donderdag 11 juli 2013

Een ‘Vlaamse’ feestdag die niet zo Vlaams is

Vanmorgen bleek het elf juli te zijn. “Fête de la Communauté flamande, feest van de Vlaamse Gemeenschap”, deelde mijn kalender me in twee talen mee. Blijkbaar vieren wij Vlamingen vandaag dat we Vlaming zijn. Waarom, eigenlijk? Dat hebben we te danken aan de Guldensporenslag, Henri Conscience en de Vlaamse Leeuw.

Het ene Vlaanderen is het andere niet

Het graafschap Vlaanderen omstreeks 1302,
bron: www.liebaart.org/2/vlaand_n.html
11 juli werd door de Vlaamse gemeenschap als feestdag gekozen omdat op 11 juli 1302 de Guldensporenslag plaatsvond. De slag op de Groeningekouter nabij Kortrijk, dankt zijn naam aan de ruitersporen die de ridders er verloren in de strijd. Een heroïsche strijd waarbij Vlaams voetvolk de zwaargewapende Franse ruiterij verslaat. De Vlaamse underdog tegen de Franse overheerser – zo is althans het verhaal.

Zoals meestal is de werkelijkheid iets minder eenduidig. We mogen ten eerste niet vergeten dat het Vlaanderen van vandaag toen niet bestond. Wat in 1302 Vlaanderen heette, was een Graafschap dat ruwweg samenviel met wat nu Oost- en West-Vlaanderen is, met daarbij delen van het huidige Noord-Frankrijk en Zeeuws-Vlaanderen (in het huidige Nederland). Het was ook niet heel Vlaanderen dat in opstand kwam: de schepenen van Gent en Ieper hadden bijvoorbeeld opgeroepen om zich afzijdig te houden.

Ook Limburg hield zich afzijdig: dat maakte in die tijd deel uit van het Duitse Rijk en had nikst te maken met het conflict. Wie wel aan de kant van “de Vlamingen” meestreed was Gui de Dampierre: de markgraaf van Namen (in het huidige Wallonië). Aan de andere kant vochten dan weer niet alleen de legers van de Franse koning, maar ook ridders uit het politiek verdeelde hertogdom Brabant (waar in die tijd niet alleen Brussel en Leuven, maar ook Antwerpen, ’s-Hertogenbosch en Breda toe behoorden). In Namen heeft men met andere woorden meer reden om 11 juli te vieren dan in Antwerpen.

Was de Guldensporenslag een episode in een conflict tussen de Franse koning en zijn Vlaamse leenman, of tussen de graaf en de steden, tussen het patriciaat en de ambachten misschien, tussen de steden en het platteland? Daarover zijn de meningen verdeeld – er zullen wel verschillende factoren meegespeeld hebben. Feit is wel dat de veertiende eeuw in Europa woelig was, met veranderende klassenverhoudingen en een stedelijke burgerij die een factor van belang begint te worden. Met een taalstrijd had het in elk geval niks te maken: de opstandige Vlaamse edelen waren zelf dikwijls Franstalig, de West-Vlaamse dialecten waren onderling nog minder verstaanbaar dan nu (van een Algemeen Nederlands was al helemaal geen sprake) en er vochten net zo goed soldaten uit het huidige Wallonië aan Vlaamse kant als er soldaten uit het huidige Vlaanderen aan Franse kant vochten.

De man die zijn volk leerde lezen

Portret van Henri Conscience,
door Jean Portaels (1818-1895)
Henri Conscience, zoon van een in Antwerpen gelegerde Franse militair, begon zijn literaire carrière als dichter – in het Frans. Zijn poëzie oogstte weinig succes, en op aanraden van een vriend begon hij later in het Nederlands te schrijven. Midden in de negentiende eeuw had het jonge België behoefte aan een nationale geschiedenis, en Conscience had een gat in de markt gevonden. Met subsidies van koning Leopold I schreef hij romans over de gloriemomenten uit onze vaderlandse geschiedenis.

Zijn veruit meest bekende roman is De Leeuw van Vlaenderen of de Slag der Gulden Sporen. Het werd een bestseller, en Conscience kreeg de bijnaam “de man die zijn volk leerde lezen”. Zijn Leeuw was geschreven in een krom Nederlands vol Franse grammaticale constructies en verre van historisch correct, maar wie neemt het hem kwalijk? Het Algemeen Nederlands moest nog uitgevonden worden, en het was een roman – geen geschiedenisboek.

In zijn Geschiedenis van België zou Conscience trouwens meer nauwgezetheid aan de dag leggen wanneer hij daar dezelfde historische feiten behandelt. Al is het geschiedenisboek verre van neutraal: het puilt uit van Belgische nationalistische gevoelens.

Merkwaardig trouwens, dat deze schrijver gerecupereerd wordt door lieden die België net het liefst nog zien barsten.

Hij scheurt, vernielt, verplettert, bedekt met bloed en slijk

Het handschrift
met de tekst van De Vlaemsche Leeuw
Dan is er nog “De Vlaamse Leeuw”, het officiële volkslied van Vlaanderen. Voor het gemak en de goede zeden worden de laatste strofen van dit volkslied tegenwoordig meestal weggelaten. Werp er eens een blik op, en u zult merken waarom:

Het wraeksein is gegeven,
hij is hun tergen moe;
met vuer in ’t oog, met woede
springt hij den vijand toe.
Hij scheurt, vernielt, verplettert,
bedekt met bloed en slijk
en zegepralend grijnst hij
op ’s vijands trillend lijk.
Refrein: Zij zullen enz.

Wie het niet gelooft, verwijzen we graag door naar het handschrift zelf. Zulke nationale hymnen waar het bloed van afdruipt zijn trouwens geen uitzondering in die periode. Denk maar aan de Marseillaise of de oorspronkelijke tekst van de Brabançonne. (Overigens: Wikipedia leert ons dat ook wat zijn gepunteerde marsritme betreft, De Vlaamse Leeuw meer aanleunt bij Marseillaise en Brabançonne dan bij de toch meer statige, Germaanse volksliederen genre Wilhelmus, God Save The Queen of Das Lied der Deutschen.)

Dit vrolijke tekstje werd geschreven door toneelschrijver Hippoliet van Peene in juli 1847 en op muziek gezet door Karel Miry, toen Consciences Leeuw van Vlaenderen al negen jaar een bestseller was. Het lied was anti-Frankrijk en niet tegen België bedoeld, maar werd later wel zo gebruikt door de Vlaamse beweging.

Hippoliet had zijn tekst trouwens voor een flink deel afgekeken van een Duitse collega Nikolaus Becker. Als we de eerste strofen van De Vlaamse Leeuw naast Beckers Rheinlied leggen, zijn de gelijkenissen minstens opvallend te noemen:

Zij zullen hem niet temmen,
den fieren Vlaemschen Leeuw,
Al dreigen zij zijn vrijheid
met kluisters en geschreeuw.
Zij zullen hem niet temmen,
zoo lang een Vlaming leeft,
Zoo lang de Leeuw kan klauwen,
zoo lang hij tanden heeft.
Sie sollen ihn nicht haben
den freien deutschen Rhein,
ob sie wie gier’ge Raben
sich heiser danach schrei’n
So lang’ er ruhig wallend
sein grünes Kleid noch trägt
so lang’ ein Ruder schallend
In seine Woge schlägt

Even samenvatten. Vandaag vieren de Vlamingen dat ze Vlaming zijn. Waarom? Omdat een dikke 700 jaar geleden Brugse ambachtslui samen met soldaten uit Namen vochten tegen de Franse kroon, die gesteund werd door Brabantse ridders. De zoon van een Franse militair die na een mislukte dichterscarrière in het Frans besloot om met literatuur in te spelen op Belgische nationale gevoelens, schreef daar een roman over. En de tekst van het lied dat symbool staat voor deze feestdag, is half uit het Duits gejat. 

Zo ‘Vlaams’ lijkt die Vlaamse feestdag mij toch niet.

dinsdag 28 mei 2013

Rellen in Stockholm

Brandende auto’s in Husby (Telefonkiosk)

Prelude: Een verwarde man met een mes

Op maandag 13 mei, kort na 18 u., krijgt de politie van Stockholm een oproep: in Husby, een voorstad van Stockholm, zou een verward uitziende oudere man met een mes rondlopen. Enkele agenten worden erop afgestuurd.

Wanneer ze daar aankomen, bevindt de bewuste man zich in zijn appartement, samen met zijn vrouw. De deur is op slot, maar wordt geforceerd door de politie. De agenten gooien zogenaamde “afleidingsgranaten” naar binnen om de man naar buiten te krijgen. Zonder effect. Daarop stormt de politie naar binnen en opent het vuur op de man die, nog steeds het mes in de hand, een dreigende beweging gemaakt zou hebben. De 69-jarige man van Portugese afkomst is op slag dood.

In het politierapport dat die avond gepubliceerd wordt, proberen de agenten eerst nog de schuld van zich af te schuiven door te beweren dat de man gewond naar het ziekenhuis werd gevoerd en daar overleed. Een leugen die de politie pas toegeeft, wanneer blijkt dat ooggetuigen gezien hadden dat het slachtoffer niet in een ambulance, maar in een lijkwagen was afgevoerd.

Volgens mensen uit de buurt die het slachtoffer kenden, kon de man zich soms wel storend gedragen, maar was hij nooit gewelddadig geweest. 
 
Politiegeweld in Göteborg 2001 (Joel Hansell)

Politiegeweld bestaat niet meer bij ons (?)

Een bloemlezing:

Antropologe Marianne Maeckelbergh is op 1 oktober 2010 aanwezig bij een actie van het No Bordernetwerk in Brussel. Terwijl ze er foto’s neemt, wordt ze gearresteerd. Veertien uur lang wordt ze vastgehouden in het politiekantoor bij het Vossenplein, ze wordt in het gezicht geslagen, aan haar haar getrokken, geschopt, bespuwd, uitgescholden, aan een radiator geboeid, vernederd, bedreigd… Op hetzelfde moment worden er ook andere arrestanten fysiek mishandeld. De korpschef ziet het gebeuren, maar laat alles begaan.

De 26-jarige Jonathan wordt op 6 januari 2010 in Mortsel aangehouden en vervolgens in zijn cel van 1,38 meter op 2,06 afgetuigd en doodgeslagen door het Bijzondere Bijstandsteam van de Antwerpse politie. Pas drie jaar later, als er beeldmateriaal wordt getoond, komt de zaak in de pers.

Tijdens devreedzame Indignados-betoging op donderdag 13 oktober 2011 wordt de Griekse activiste Niki met haar hoofd op de grond geduwd en aan de haren getrokken, maar ze verzet zich niet. Een agent in burger slaat en schopt haar in het gezicht terwijl ze geboeid is. De agent is niet identificeerbaar, ook al is dat wettelijk verplicht.

Simon, student inMechelen, wandelt vrijdagavond 11 januari 2013 rustig naar huis. Plots wordt hij brutaal tegengehouden door acht politieagenten: “Liggen of we schieten!” Simon wordt in zijn kuiten geschopt, tegen de grond geduwd, en grondig gefouilleerd. Daarbij sneuvelen zijn horloge en gsm. Als hij daarvan aangifte wil gaan doen op het politiebureau, zegt men dat hij maandag maar moet terugkomen: in het weekend worden dat soort klachten niet behandeld.
 
In februari 2013 is de 14-jarige Moad op weg naar huis om zijn sportzak op te halen. Vijf Molenbeekse agenten pakken hem op zonder duidelijke reden, ranselen hem af en delen matrakslagen uit. In het politiekantoor hangen camera’s, waarop te zien is hoe Moad binnengebracht wordt, maar het stuk waarop hij mishandelt wordt, ontbreekt “toevallig”: de beelden maken een sprong van 18.29 u. naar 18.42 u.

De eerste nacht van rellen

Brandend busje in Husby (Telefonkiosk)
Stockholm: rond 22 u. op zondagavond 19 mei 2013 rukt de politie opnieuw uit naar Husby. Enkele honderden bewoners protesteren er tegen het geweld en racisme van de politie. Een deel van het protest ontspoort: een groep van circa vijftig jongeren pleegt vandalisme, gaande van ruiten stukgooien tot auto’s in brand steken. Ook bekogelen ze de politie met stenen.

Volgens buurtorganisatie Megafonen zet de politie tegelijkertijd ook de grote middelen in: straten worden volledig afgesloten, politiehonden worden losgelaten en wie zich op verboden terrein bevindt, wordt aangevallen met politieknuppels. Ook toevallige volwassen passanten, sociale wijkassistenten en bewoners worden daarvan het slachtoffer.

Maatschappelijk werker Daniel Ghirmai doet zijn verhaal aan Expo Idag: “De politie heeft twee van mijn collega’s in elkaar geslagen met de blote vuist en met matrakken, ook al droegen we jassen met een logo waaraan ze duidelijk konden zien dat ze voor Stockholm stad werken. Als teamchef vroeg ik de agenten waar ze mee bezig waren. Eén van hen verontschuldigde zich, maar zijn collega’s stuurden hun honden op ons af en schreeuwden dat wij “klote-apen” waren. Ze zeiden ook dat “negers” hier misschien wel helemaal niet thuishoren.”

De volgende dagen zouden de rellen nog uitbreiden naar andere wijken en steden in Zweden.
 

“Jusqu’ici tout va bien…”

Het is het verhaal van een man die naar beneden valt van een gebouw met vijftig verdiepingen. Terwijl hij aan het vallen is, zegt hij de hele tijd om zichzelf gerust te stellen: jusqu’ici tout va bien, tot hiertoe gaat alles goed… Maar het belangrijkste is niet het vallen, maar het neerkomen. Dat beklijvende verhaal wordt vertelt door Hubert Koundé, een personages de Franse film “La Haine” (De Haat) uit 1995, die in Zweden uitgebracht wordt onder de titel “Medan vi faller…” (Terwijl wij vallen).

“La Haine” speelt zich af in de Parijse banlieues, waar een allochtone jongen tijdens een politieverhoor zo gewelddadig behandeld wordt, dat hij levensgevaarlijk gewond in het ziekenhuis opgenomen moet worden. Het is een film over een samenleving in vrije val: alles lijkt goed te gaan, maar achter die façade worden de diepere problemen niet opgelost. Zo wordt het onvermijdelijk dat alles op een bepaald moment uit elkaar spat.
 

En de media?

Donderdag 23 mei. Tv-journalist Joakim Lamotte is in Husby om verslag uit te brengen van de rellen. Maar in Husby is het opvallend rustig, in tegenstelling tot wat je met alle mediaberichten en zelfs negatieve reisadviezen zou verwachten. Daarom gaat hij praten met enkele jongeren. Wat die hem vertellen, is toch wel zo opmerkelijk dat hij erover schrijft op zijn blog. De sensatiekranten Aftonbladet en Expressen zouden het geweld nog hebben aangewakkerd. Een van de jongeren vertelt: “Ze zeggen dat we het moeten filmen als we auto’s in brand steken in Husby, en dat we voor een goed filmpje 7000 kronen krijgen (±800 euro, nvdr)”. Werd in de jacht naar de spectaculairste beelden de journalistieke ethiek weeral eens het slachtoffer? Het verhaal wordt bevestigd door verschillende andere jongeren, een sociaal werker in de wijk en verschillende andere journalisten. De hoofdredacteurs van Aftonbladet en Expressen blijven ontkennen.
 

Zweden is geen wonderland

De OESO publiceert op 15 mei 2013 een rapport over armoede en ongelijkheid in Europa. Zweden is traditioneel een van de tien landen waarin de ongelijkheid het kleinst is, wat overeenstemt met het beeld dat vaak over Zweden opgehangen wordt: de geslaagde sociale welvaartsstaat. Maar dat beeld blijkt toch iets te rooskleurig: in Zweden groeit de kloof tussen arm en rijk sinds kort spectaculair, het snelst van alle OESO-landen. Sinds 1995 nam de relatieve armoede in Zweden toe van 3,7 procent van de bevolking naar 9,1 procent: meer dan een verdubbeling!

Volgens het Zweedse Centrale Bureau voor de Statistiek zijn het vooral zieken, werklozen en gepensioneerden die het het moeilijkst hebben. Hun uitkeringen werden niet verhoogd of in bepaalde gevallen zelfs verlaagd, terwijl de regering-Reinfeldt intussen wel belastingsverlagingen doorvoert voor de meer welgestelden, schrijft Svenska Dagbladet.

In dienstverlening wordt er ook niet geïnvesteerd: “in Husby, net zoals in vele andere gesegregeerde voorsteden, is er een soort verkommering aan de gang,” schrijft Proletären. “De voorbije jaren werden in Husby het bankkantoor, het eetcafé, het wijkgezondheidscentrum, de sociale tandverzorgingsdienst, het postkantoor, de verloskliniek, het jeugdhuis en het buurthuis gesloten. Want ze brachten niet genoeg op in de arme wijk. Tegelijkertijd slaagt op de lagere school in Husby maar 50% van de leerlingen, en 40% van de oudere jongeren (20-25 jaar) studeert niet en vindt geen job. Zoiets creëert een sociaal kruitvat, dat bij het minste vonkje ontploft.”

Voer voor discussie

De rellen in Stockholm lijken intussen gelukkig uit te doven. Maar hopelijk gebeurt er niet hetzelfde met het debat. Want de essentiële vraag is niet waarom die man nu een mes in zijn handen had, maar wel wat er gedaan kan worden om de diepgewortelde sociale problemen aan te pakken. Er wordt gewezen op drie factoren: een gefaald integratiebeleid, een gefaald jeugdbeleid, en een gefaald beleid in de voorsteden.

Wijken zoals Husby zijn concentratiewijken waar bijzonder veel migranten bij elkaar wonen. Integratie gebeurt door mensen op te nemen in de samenleving, door hen de kans te bieden om een toekomst op te bouwen – niet door hen samen te zetten in concentratiewijken. Hoewel een segregatie op basis van nationaliteit niet gezond is, kan dat toch niet de enige verklaring zijn voor de rellen: in de jaren 50 en 60 waren er ook rellen in Stockholm, toen waren het geen migranten, maar een blanke onderklasse die in opstand kwam.

Dat er tijdens de crisis bespaard wordt op de toekomst van jongeren, is niet altijd gemakkelijk te begrijpen: in heel Europa krijgen jongeren te maken met besparingen op onderwijs, op openbare dienstverlening, op openbaar vervoer… De werkgelegenheid is intussen ook niet bepaald om vrolijk van te worden. Waarom niet strategisch investeren in de toekomst? Want een generatie zonder zekerheid dreigt een verloren generatie te worden…

De achtergestelde wijken worden vaak het zwaarst getroffen door de crisis. Het voorbeeld van Husby is geen uniek geval: postkantoren, bankkantoren en bankautomaten, bibliotheken, openbaar vervoer… verdwijnen vooral in de minder gegoede buurten, niet alleen in Stockholm maar in heel Europa. Voor wie in zo’n buurt woont, is het vaak nog des te moeilijker om zich te ontwikkelen, een job te vinden, een toekomst op te bouwen. De buurt verkommert, de dienstverlening verslechtert, de mobiliteit neemt af… Op die manier wordt er in de minder gegoede wijken een nieuwe onderklasse gecreëerd. De wijken worden ook nog veel te weinig betrokken bij het beleid.

De rellen in Husby zijn een alarmbel: zelfs in het “rustige” Zweden kunnen sociale problemen ontploffen, het is hoog tijd om een fundamentele keuze te maken en in te zetten op integratie, door jongeren kansen te geven een toegangsperspectief met werkzekerheid te bieden.